IUCN-status: Bedreigd (2016)
Nederlandse naam: Madagaskar regenboogvis of Koorenaarvis.
Wetenschappelijke naam: Bedotia geayi.
Synoniemen: Bedotia longianalis, Bedotia tricolor.
Oorsprong: Madagaskar (Oost-Afrika).
Biotoop: Afrikaans.
Geslachtsonderscheid: Volwassen mannetjes hebben rood in hun rug- en staartvinnen.
Temperatuur: 20 - 24 graden Celsius.
pH: 7 tot 8.
GH: 5 tot 16.
Licht: Matig.
Beplanting: Een dichte beplanting en drijfplanten om het licht te dimmen stellen ze erg op prijs. Er moet echter wel voldoende open zwemruimte overblijven.
Bodembedekking: Zand of grind. Stukken (kien)hout, stenen en takken worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Matig tot hard.
Leeftijd: 8 jaar.
Lengte: 12 tot 15 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, groenvoer en levend voer. Ze hebben dus zowel groen- als levend voer nodig, dat voer moet beslist blijven drijven want ze weigeren voedsel van de bodem.
Aquariummaat: 150 cm.
Waterlaag: Midden en boven.
Karakter: Zeer vreedzaam.
Aantal: Schooltje van 5 tot 7 vissen.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Tijd voor uitkomen eitjes: 4 tot 5 dagen bij een temperatuur van 25 graden. Is de temperatuur wat lager dan zal het langer duren.
Bijzonderheden: Deze soort komt voor in verschillende biotopen. Hij komt voor in het gebergte waar de temperatuur lager is en het water zuiver zoet, maar ook komt hij voor in de laagvlakten waar het water warmer is en het water een hoger zoutgehalte heeft (brakwater met een zoutgehalte van 1.000 tot 1.021). Dat heeft weer tot gevolg dat de zuurgraad en hardheid van het water ook sterk verschillen.
Kweekinfo: Niet al te moeilijk, echter het groot brengen van de jongen is zeer moeilijk.
Men heeft een grote kweekbak nodig van minimaal 80 centimeter, hier kan men het beste een zandbodem indoen en randbeplanting. Zorg wel dat er nog voldoende zwemruimte is.
Als het wat te lang duurt voordat het koppel gaat paren kan men een klein beetje keukenzout toevoegen aan het water, ongeveer een afgestreken eetlepel op een kweekbak van 80 centimeter.
Er worden dagelijks tussen de 5 en 10 eitjes afgezet gedurende een aantal dagen. De eitjes worden afgezet tussen de planten. Als de ouders na een aantal dagen geen eitjes meer leggen kan men ze het beste verwijderen uit de kweekbak want er is geen broedzorg.
Bij een temperatuur van 25 graden komen de eitjes na 4 tot 5 dagen uit, de jongen kunnen gelijk zwemmen aan de oppervlakte, zij het met korte rukjes. Na 2 tot 3 dagen gaan ze echt "normaal" zwemmen en dan kan men ze pas gaan voeren. Geef ze de eerste dagen zeer fijn stofvoer en na een week kan men ze Artemia-naupliën gaan voeren.
Men zal regelmatig water moeten verversen, ondanks dat zullen er veel jongen sterven en de reden waarom is tot nog toe niet bekend. Als men 1 van de 50 jongen overhoudt kan men van een geslaagde kweek spreken. De jongen groeien maar langzaam.