© Foto's: Stan De Jong

Naam: Hooglandplaty.

Wetenschappelijke naam: Xiphophorus evelynae.

Synoniemen: Xiphophorus variatus evelynae.

Oorsprong: Mexico.

Biotoop: Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een tot gonopodium (geslachtsorgaan) omgevormde vin onderaan de buik. Verder is het mannetje wat kleurrijker dan het vrouwtje. De dominante mannetjes zijn het kleurrijkst wat meestal beperkt blijft tot de rugvin en de staart. Wat ook vrij typerend is is dat een volwassen mannetje een pseudozwangerschapsvlek kan hebben. Dat laatste wil echter niet zeggen dat het mannetje van geslacht is verandert, dat is een ander gegeven.

Temperatuur: 17 - 24 graden Celsius. De soort kan prima in een onverwarmd aquarium worden gehouden. In de winterperiode kan men de temperatuur rustig rond de 17 graden houden. Een constante temperatuur van 24 graden of hoger is niet aanbevolen.

pH: 6 tot 7.

GH: 20 tot 28.

Licht: Matig tot veel.

Beplanting: Dichte randbeplanting met open stukken en wat drijfplanten.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Normaal tot hard.

Leeftijd: 3 jaar.

Lengte: Vrouwtje ongeveer 5 cm, de mannetjes blijven meestal iets kleiner.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, groenvoer en levend voer. 

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Midden.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: 1 mannetje met 2 of 3 vrouwtjes of een meervoud daarvan.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Kan, maar beter in een speciaalaquarium houden. Vooral omdat ze graag in de winterperiode wat koeler zitten (17 - 19 graden).

Draagtijd: 4 tot 6 weken.

Bijzonderheden: Dominante mannetjes zijn kleurrijker dan de andere mannetjes. Wat ook vrij typerend is is dat een volwassen mannetje een pseudozwangerschapsvlek kan hebben. Dat laatste wil echter niet zeggen dat het mannetje van geslacht is verandert, dat is een ander gegeven.

Kweekinfo: Het kweken met de Hooglandplaty is zéér makkelijk en ze stellen aan het water verder geen eisen.

 

Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar gelijk levende jongen krijgen, zogenaamde eierlevendbarende vissen. Na de geboorte kunnen de jongen gelijk voor zichzelf zorgen. Er kunnen tot 50 jongen geboren worden maar meestal zijn het er minder.

 

Geen van beide ouders zal voor de jongen zorgen maar zelf eten ze de jongen zelden op maar andere medebewoners doen dat natuurlijk wel. Wil men dus graag zoveel mogelijk jongen overhouden dan kan men het zwangere vrouwtje beter apart in een kweekbakje zetten en voor de zekerheid haar na de bevalling verwijderen.

 

Men kan ook rustig de natuur zijn gang laten gaan, zorg dan dat er voldoende planten en drijfplanten zijn waar de jongen zich tussen kunnen verstoppen. De sterksten blijven dan over en zullen uitgroeien tot volwassenen. De jongen kan men grootbrengen met stofvoer, fijngewreven droogvoer en Artemia.