© Foto's: Henk Grundmeijer

IUCN-status: Kritiek (2018)

Nederlandse naam: Betta miniopinna.

Wetenschappelijke naam: Betta miniopinna.

Synoniemen: 

Oorsprong: Indonesië.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is intensiever gekleurd en ontwikkelen, naar mate ze ouder worden, uitgestrektere vinnen dan het vrouwtje.

Temperatuur: 22 - 28 graden Celsius.

pH: 4 tot 6.

GH: 0 tot 4.

Licht: Matig.

Beplanting: Zeer dichte beplanting en wat drijfplanten.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat bladafval (gedroogde eiken of beuken bladeren) op de bodem en (kien)hout en/of takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Zwak.

Leeftijd: Onbekend.

Lengte: 3 tot 3,5 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en vooral klein levend voer zoals Daphia, Artemia en Rode muggenlarven. Zorg er wel voor dat u niet overvoert, ze worden snel te dik.

Aquariummaat: Vanaf 45 cm.

Waterlaag: Overal.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: Als paartje of als een groep.

Geschikt voor: Ervaren aquariaan.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Niet aanbevolen. Het is veel beter om ze in een speciaal aquarium te houden.

Tijd voor uitkomen eitjes: Ongeveer 1 tot 3 dagen.

Bijzonderheden: Zorg dat er veel schuilplaatsen in het aquarium aanwezig zijn, ook dient het aquarium goed afgesloten te zijn want ze kunnen zeer goed springen en vinden het kleinste gaatje om te ontsnappen. Ze moeten in zuur zacht water worden gehouden met weinig stroming. Bladafval op de bodem wordt erg op prijs gesteld. Ook kan men potten van klei in het aquarium plaatsen die als schuilplaats kunnen dienen.

 

Kweekinfo: Niet al te lastig mits de waterwaarden goed zijn.

 

De Betta miniopinna is een schuimnestbouwer. Het nest kan tussen drijvende planten worden gebouwd maar liever bouwen ze die in een pot of buis als die in het aquarium zijn geplaatst. Het nest is meestal niet al te groot, hoewel er uitzonderingen bekend zijn van 50 eitjes, ligt het aantal vaker rond de 20 stuks.

 

De eitjes komen na ongeveer 1 tot 3 dagen uit en de jongen kunnen dan nog een paar dagen teren op de dooierzak. Als ze gaan zwemmen eten ze direct al artemia-naupliën en microwormen. Men kan het beste 2 tot 3 keer per dag kleine hoeveelheden aan de jongen voeren.