IUCN-status: Niet bedreigd (2019)
Nederlandse naam: Muskietenvisje.
Wetenschappelijke naam: Gambusia affinis.
Synoniemen: Heterandria affinis, Gambusia affinis affinis, Heterandria patruelis, Gambusia patruelis, Zygonectes patruelis, Gambusia affinis katruelis, Gambusia gracilis, Zygonectes gracilis, Gambusia humilis, Haplochilus melanops, Zygonectes brachypterus, Zygonectes inurus, Fundulus inurus.
Oorsprong: Zuiden van Noord-Amerika (Texas, Florida, Mexico).
Biotoop: Noord-Amerikaans.
Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een tot gonopodium (geslachtsorgaan) omgevormde vin onderaan de buik en het mannetje is kleiner dan het vrouwtje.
Temperatuur: 18 - 24 graden Celsius.
pH: 6 tot 8.
GH: 5 tot 30.
Licht: Normaal.
Beplanting: Dichte beplanting met wat drijfplanten maar zorg ook voor voldoende open zwemruimte.
Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Normaal.
Leeftijd: 4 jaar.
Lengte: Vrouwtje 7 cm, mannetje 4 cm.
Voedsel: Droogvoer en levend voer.
Aquariummaat: 60 cm.
Waterlaag: Midden.
Karakter: Vreedzaam.
Aantal: 1 mannetje met 3 vrouwtjes.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Draagtijd: Ongeveer 4 weken.
Bijzonderheden: Het Muskietenvisje wordt op veel plaatsen in de wereld ingezet om de Malariamug te bestrijden. Ze komen daardoor tegenwoordig overal op de wereld voor, uitgezonderd Antarctica. Ze kunnen zich enorm goed aanpassen aan bijna alle omstandigheden. Ze verdragen temperaturen vanaf 4,5 graad Celsius.
Kweekinfo: Het kweken met het Muskietenvisje is zéér makkelijk en ze stellen aan het water verder geen eisen.
Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar gelijk levende jongen krijgen, zogenaamde eierlevendbarende vissen. Na de geboorte kunnen de jongen gelijk voor zichzelf zorgen. De draagtijd is ongeveer 4 weken. Er kunnen 10 tot 60 jongen geboren worden.
Geen van beide ouders zal voor de jongen zorgen en als ze de kans krijgen eten ze de eigen jongen gewoon op. Wil men dus graag zoveel mogelijk jongen overhouden dan kan men het zwangere vrouwtje beter apart in een kweekbakje zetten en na de bevalling verwijderen.
Men kan ook rustig de natuur zijn gang laten gaan, zorg dan dat er voldoende planten en drijfplanten zijn waar de jongen zich tussen kunnen verstoppen. De sterksten blijven dan over en zullen uitgroeien tot volwassenen. De jongen kan men grootbrengen met stofvoer, fijngewreven droogvoer of Artemia-naupliën.