IUCN-status: Niet bedreigd (2019)
Nederlandse naam: Breedvinkarper of Breedvinmolly.
Wetenschappelijke naam: Poecilia latipinna.
Synoniemen: Mollienesia latipinna, Mollienisia latipinna, Poecilia multilineata, Poecilia lineolata, Limia poeciloides, Limia matamorensis.
Oorsprong: Zuid-oosten USA.
Biotoop: Centraal-Amerikaans.
Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een vin onderaan de buik die is omgevormd tot een gonopodium (geslachtsorgaan). Daarnaast zijn mannetjes doorgaans kleurrijker dan vrouwtjes.
Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.
pH: 7 tot 8.
GH: 15 tot 35.
Licht: Matig tot veel.
Beplanting: Dichte beplanting met wat open zwemruimte. Bij gebrek aan groenvoer en/of algen willen ze nog wel eens zachte planten aanvreten.
Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Normaal.
Leeftijd: 5 jaar.
Lengte: 10 cm.
Voedsel: Droogvoer, plantaardig voer en diepvriesvoer.
Aquariummaat: 120 cm.
Waterlaag: Midden.
Karakter: Zeer vreedzaam.
Aantal: Paartje.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Draagtijd: 3 tot 4 weken.
Bijzonderheden: Er zijn inmiddels vele kweekvariëteiten van deze vis, ze zijn er in het goud, rood , marmer, zilver, dalmation en copper green. Ook zijn er diverse vinvariëteiten en er komen er steeds meer bij.
Deze soort lijkt erg veel op Poecilia velifera (Zeilvinkarper) maar is iets kleiner. Het belangrijkste verschil is de rugvin van het mannetje. Bij de Breedvinkarper is deze ronder aan de punten. Waarschijnlijk zijn er vele kruizingen tussen de beide soorten.
Kweekinfo: Het kweken met de Breedvinmolly is zéér makkelijk en ze stellen aan het water verder geen eisen.
Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar direct levende jongen op de wereld zetten, zogenaamde eierlevendbarende vissen. Dit betekent dat de jongen volledig gevormd en levensvatbaar zijn op het moment van geboorte. Na de geboorte zijn de jongen direct in staat om zelfstandig voor zichzelf te zorgen zonder hulp van de ouders. De draagtijd bedraagt meestal 3 tot 4 weken, afhankelijk van de omgevingsfactoren zoals de temperatuur van het water. Tijdens deze periode ontwikkelen de jongen zich volledig in het lichaam van het vrouwtje. Er kunnen per keer wel 10 tot 60 jongen geboren worden, wat afhankelijk is van de gezondheid en grootte van de moeder.
Geen van beide ouders zal zich bekommeren om de jongen en als ze de gelegenheid krijgen, eten ze hun eigen jongen op zonder enige aarzeling. Dit is een natuurlijk instinct dat vaak voorkomt bij dit soort vissoorten. Als men er echter voor wil zorgen dat zoveel mogelijk jongen overleven, is het aan te raden om het zwangere vrouwtje apart te plaatsen in een speciaal kweekbakje vlak voor de bevalling en haar daarna weer te verwijderen. Net voordat het vrouwtje gaat werpen, is goed te zien dat er in het zwarte gedeelte van haar buik kleine puntjes verschijnen. Deze puntjes zijn de oogjes van de ongeboren jongen en vormen een duidelijke indicatie dat de geboorte niet lang meer op zich zal laten wachten.
Men kan er echter ook voor kiezen om de natuur zijn gang te laten gaan en niets te doen. In dat geval is het belangrijk om ervoor te zorgen dat er voldoende planten en dichte drijfplanten in het aquarium aanwezig zijn. Dit biedt de jongen voldoende schuilplaatsen waar ze zich veilig kunnen verstoppen en bescherming vinden tegen hun ouders of andere vissen. Op deze manier zullen alleen de sterkste jongen overleven en uiteindelijk uitgroeien tot gezonde, volwassen vissen. Voor de voeding van de jongen kan men gebruik maken van stofvoer, fijngewreven droogvoer of Artemia-naupliën, die allemaal geschikt zijn om de jonge vissen de voedingsstoffen te geven die ze nodig hebben om goed te groeien.
Hoe nuttig vond u dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 04-03-2025)