Nederlandse naam: Malawi Appelslak.

Wetenschappelijke naam: Lanistes nyassanus.

Herkomst: Afrika, uitsluitend in het Malawimeer.

Lengte: 5 - 6 cm.

Leeftijd: 1 tot 3 jaar, afhankelijk van de omstandigheden.

Tweeslachtig: Ja.

Temperatuur (min. max.): 18 - 24 graden Celsius.

pH (min. max.): 7 - 8,5.

Aquariumeisen: 1 slak heeft minimaal 10 liter water nodig om gezond en gelukkig te kunnen leven. Zorg ervoor dat je ze niet houdt samen met vissen die slakken lastig vallen of agressief gedrag vertonen. Als vissen aan de slakken happen (vooral aan de kwetsbare antennes), kan de slak zo gestrest raken dat hij niet langer uit zijn schelp durft te komen en daardoor uiteindelijk zal verhongeren door gebrek aan voedsel.

Voedsel: Alleseter zoals voedselresten, dode planten, dode vissen, eieren van andere slakkensoorten etc. Als deze soorten voeding niet of niet voldoende in het aquarium aanwezig zijn, zal moeten worden bijgevoerd met bijvoorbeeld algentabletten, vlokvoer, of andere geschikte voedingsmiddelen zoals (gekookte) groenten, waaronder wortel en spinazie. Wanneer u ze niet bijvoert en de natuurlijke voedingsbronnen in het aquarium uitgeput raken, zullen ze uiteindelijk beginnen te eten van zachte plantensoorten die in het aquarium aanwezig zijn.

Kweek: De meeste eitjes worden gelegd in de lente en in de zomer, wanneer de omstandigheden het meest gunstig zijn voor hun ontwikkeling. De Malawi Appelslak legt haar eitjes onder water in compacte pakketjes van 20 tot 30 eitjes. Ze komen doorgaans na een periode van ongeveer 3 tot 4 weken uit, afhankelijk van de temperatuur en andere omgevingsfactoren.

Bijzonderheden: Het bijzondere aan deze slak is dat de schelp linksom gedraaid is, wat uniek is, omdat bij vrijwel alle andere Appelslaksoorten de schelpen juist rechtsom gedraaid zijn. Deze opmerkelijke eigenschap maakt de slak extra speciaal en onderscheidt hem van andere soorten. De slak kan zijn schelp afsluiten bij gevaar om zichzelf te beschermen, tijdens een rustperiode om tot rust te komen, of om uitdroging te voorkomen wanneer de omstandigheden te droog worden. Ze hebben bovendien het bijzondere vermogen om adem te halen via kieuwen, waarmee ze zuurstofrijk water kunnen opnemen, en via een long, waarmee ze juist zuurstofarm water kunnen benutten, wat hun flexibiliteit nog verder vergroot.