Laatst bijgewerkt: 24 februari 2025
IUCN-status: Niet geëvalueerd
Nederlandse naam: Luipaarddanio.
Wetenschappelijke naam: Danio frankei.
Synoniemen:
Oorsprong: Deze soort is een kweekvorm van de Zebradanio (Danio rerio) en komt dus in de natuur niet voor. De Danio rerio komt oorspronkelijk uit Azië.
Biotoop: Aziatisch.
Geslachtsonderscheid: Het mannetje is kleiner en slanker dan het vrouwtje.
Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.
pH: 6,5 tot 7,5.
GH: 4 tot 12.
Licht: Normaal.
Beplanting: Normale tot dichte beplanting. Drijfplanten zijn aan te raden en dan kan de verlichting wat sterker.
Bodembedekking: Zand of grind. Wat (kien)hout en takken worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Matig.
Leeftijd: 3 jaar.
Lengte: 4 cm.
Voedsel: Droogvoer en diepvriesvoer.
Aquariummaat: 60 cm.
Waterlaag: Boven het midden.
Karakter: Zeer vreedzaam.
Aantal: Schooltje van minimaal 6 vissen.
Geschikt voor: Beginners.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Tijd voor uitkomen eitjes: Na 36 uur.
Bijzonderheden: Deze soort is een kweekvorm van de Zebradanio (Danio rerio) en komt dus in de natuur niet voor.
Kweekinfo: Het kweken met de Luipaarddanio is vrij eenvoudig.
Men heeft een kweekbak nodig van ongeveer 20 tot 40 liter, wat voldoende ruimte biedt voor een succesvolle kweekomgeving. Beplanting en andere decoratie zijn overbodig, aangezien deze alleen maar in de weg kunnen zitten. Op de bodem kan men bij voorkeur een legrooster aanbrengen. Een alternatief is om er drie lagen knikkers in te doen, zodat de eitjes daartussen vallen en de ouders er niet bij kunnen komen. Dit helpt aanzienlijk om de eitjes te beschermen tegen mogelijke predatie door de volwassen vissen. De ideale temperatuur voor de kweekbak is rond de 23 graden Celsius, wat zorgt voor optimale omstandigheden om de voortplanting te stimuleren. Het beste kan men een kweekgroepje samenstellen dat bestaat uit 2 tot 3 vrouwtjes en 6 tot 8 mannetjes. Echter, ook een kleinere groep met bijvoorbeeld 1 vrouwtje en 2 mannetjes kan prima werken. Zorg er tevens voor dat de waterstand niet te hoog is, anders bestaat de kans dat de eitjes direct worden opgegeten. Een belangrijk aspect is dat de vissen vooraf goed doorvoed zijn. Ze moeten veel eiwitrijk voedsel krijgen toegediend, zoals bijvoorbeeld witte wormen en tubifex, om hun conditie te optimaliseren en de kweekkansen te vergroten.
Als de eitjes eenmaal zijn afgezet, is het essentieel om de vissen direct te verwijderen om te voorkomen dat ze de eitjes alsnog opeten. Na ongeveer 36 uur verschijnen de jongen, wat een spannend moment is in het kweekproces. Meestal zwemmen de jonge visjes al de dag erna zelfstandig rond. In eerste instantie kunnen ze het beste met vloeibaar voedsel gevoed worden, omdat dit gemakkelijk door de jongen kan worden opgenomen. Een paar dagen later is het mogelijk om hen stofvoer en Artemia-naupliën te geven, wat een uitstekende voedingsbron is voor hun groei en ontwikkeling. Het is belangrijk om de voeding geleidelijk aan te passen, zodat de jongen zich optimaal kunnen ontwikkelen en niet worden overbelast.
Het is cruciaal om regelmatig een gedeelte van het water te verversen, bijvoorbeeld iedere dag een beetje, om te voorkomen dat het water door het voedsel vervuild raakt. Het schone water draagt bij aan een gezondere omgeving voor de jongen. Pas echter goed op dat je tijdens het verversen niet per ongeluk de jonge visjes opzuigt. Gebruik daarom bij voorkeur een heel fijn zeefje waar het water doorheen kan stromen. Mocht er onverhoopt een jong visje in de slang terechtkomen, dan wordt deze door het zeefje opgevangen. Op die manier kun je het visje eenvoudig weer terugplaatsen in de kweekbak, zodat het veilig verder kan groeien. Dit proces vereist zorgvuldigheid, maar het helpt enorm om de jongen gezond te houden en hun overlevingskansen te vergroten.
Hoe nuttig vond u dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 24-02-2025)