© Foto: Tropische vissengids

© Foto: Tropische vissengids

© Foto: Manuela Wittenberg

IUCN-status: Niet geëvalueerd

Nederlandse naam: Luipaarddanio.

Wetenschappelijke naam: Danio frankei.

Synoniemen:

Oorsprong: Deze soort is een kweekvorm van de Zebradanio (Danio rerio) en komt dus in de natuur niet voor. De Danio rerio komt oorspronkelijk uit Azië.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is kleiner en slanker dan het vrouwtje.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 4 tot 12.

Licht: Normaal.

Beplanting: Normale tot dichte beplanting. Drijfplanten zijn aan te raden en dan kan de verlichting wat sterker.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat (kien)hout en takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Matig.

Leeftijd: 3 jaar.

Lengte: 4 cm.

Voedsel: Droogvoer en diepvriesvoer.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Boven het midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Schooltje van minimaal 6 vissen.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na 36 uur.

Bijzonderheden: Deze soort is een kweekvorm van de Zebradanio (Danio rerio) en komt dus in de natuur niet voor.

Kweekinfo: Het kweken met de Luipaarddanio is vrij eenvoudig.

 

Men heeft een kweekbak nodig van ongeveer 20 tot 40 liter. Beplanting e.d. is overbodig en op de bodem kan men een legrooster aanbrengen of men kan er drie lagen knikkers in doen waar de eitjes dan tussen vallen zodat de ouders er niet bij kunnen komen. De ideale temperatuur is rond de 23 graden Celsius. Het beste kan men een kweekgroepje samenstellen bestaande uit 2 tot 3 vrouwtjes en 6 tot 8 mannetjes, maar ook 1 vrouwtjes en 2 mannetjes gaat prima. De waterstand moet niet al te hoog zijn anders worden de eitjes gelijk weer opgegeten. Zorg er eerst voor dat de vissen goed doorvoed zijn en dus veel eiwit rijk voedsel krijgen toegediend zoals witte wormen en tubifex.

 

Als de eitjes zijn afgezet moeten de vissen worden verwijderd en na ongeveer 36 uur komen de jongen tevoorschijn. Meestal zwemmen ze de dag erna al rond en kunnen ze eerst het best met vloeibaar voedsel worden gevoed. Een paar dagen later kan men ze stofvoer en Artemia-naupliën geven.

 

Ververs regelmatig een gedeelte van het water (bv iedere dag een beetje) om vervuiling van het water tegen te gaan door het voedsel. Pas dan wel goed op dat je niet de jongen ook opzuigt. Gebruik bij voorkeur een heel fijn zeefje waar men het water door laat stromen, komt er dan een jong visje uit de slang dan wordt die opgevangen in het zeefje en kun je die weer terug de kweekbak in doen.