IUCN-status: Onzeker (2020)
Nederlandse naam: Halfsnavelbekje.
Wetenschappelijke naam: Dermogenys pusilla.
Synoniemen: Dermogenys pusillus, Dermogynys pusilus, Hemiramphus fluviatilis, Dermogenys siamensis, Dermogenys burmanicus.
Oorsprong: Thailand, Maleisië en Indonesië.
Biotoop: Aziatisch.
Geslachtsonderscheid: Mannetje is kleiner dan het vrouwtje.
Temperatuur: 20 - 25 graden Celsius.
pH: 6,5 tot 7,5.
GH: 8 tot 12.
Licht: Matig tot normaal.
Beplanting: Gedeeltelijk dichte beplanting en vooral drijfplanten stellen ze op prijs om zich tussen te verschuilen.
Bodembedekking: Geen speciale eisen want ze leven alleen aan de oppervlakte.
Stroming: Zwak tot matig.
Leeftijd: 5 jaar.
Lengte: Mannetje 5 cm en vrouwtje 7 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.
Aquariummaat: 80 cm.
Waterlaag: Oppervlakte.
Karakter: Vredelievend, mannetjes onder elkaar kunnen flink ruzie maken dus zorgen voor voldoende schuilmogelijkheden.
Aantal: Groepje van 5 of meer.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.
Draagtijd: Variërend tussen de 3 en 6 weken, afhankelijk van de temperatuur.
Bijzonderheden: Het Halfsnavelbekje is levendbarend.
Kweekinfo: Het kweken van deze visjes is vrij moeilijk, het Halfsnavelbekje is levendbarend.
De aanstaande moeder dient ruim op tijd in een aparte kweekbak te worden geplaatst. Een hoogzwanger vrouwtje vangen in een netje loopt bijna altijd uit op een vroegtijdige geboorte. Een groot aantal "huppelaars" (slechte zwemblaas) is dan het gevolg. Dat gebeurt overigens ook bij een te hoge temperatuur, deze mag niet hoger dan 25 graden Celsius zijn, ook mogen er geen temperatuurschommelingen optreden. Een pH van 7, een KH van 5 - 6 en een NO3 rond de 12,5 is het beste om de kans op jongen te vergroten. Er worden meestal tussen de 10 en 20 jongen geboren.
Gebruik veel planten en drijfplanten voor de kweekbak anders wordt het een feestmaal voor de moeder na het werpen. Tijdens het werpen laat ze de jongen meestal nog wel met rust omdat ze de puf dan nog niet heeft om er achteraan te gaan.
Men moet de jongen meerdere keren per dag voeren met artemia-naupliën, muggelarven, pekelkreeftjes maar ook fijn droogvoer wordt prima geaccepteerd.
Jongen van verschillende leeftijden kan men beter niet bij elkaar plaatsen want de groteren zullen de kleineren opeten.