Laatst bijgewerkt: 18 februari 2025
© Foto: Johan Scheenstra
© Foto: Daniëlle van der Gracht
© Foto: Dré de Koning
© Foto: Piet Vermaning
© Foto Gouden variant: Erik Wijsbeek
© Foto Albino: Stan De Jong
IUCN-status: Niet bedreigd (2019)
Nederlandse naam: Kersenbuik cichlide.
Wetenschappelijke naam: Pelvicachromis pulcher.
Synoniemen: Pelmatochromis pulcher, Pelmatochromis aurocephalus, Pelmatochromis camerunensis, Pelvicachromis sacrimontis, Pelvicachromis sacramontis, Pelmatochromis kribensis, Pelmatochromis pulcher kribensis, Pelmatochromis subocellatus kribensis.
Oorsprong: Zuid-Nigeria en langs de kust van Kameroen.
Biotoop: Afrikaans.
Geslachtsonderscheid: Het mannetje herken je aan zijn puntige rug- en anaalvinnen. Het vrouwtje daarentegen heeft een voller lichaam en krijgt tijdens het paaien een opvallende roze blos op haar flanken. Daarnaast is het vrouwtje iets kleiner dan het mannetje.
Temperatuur: 22 - 28 graden Celsius.
pH: 6,5 tot 7,5.
GH: 5 tot 19.
Licht: Matig.
Beplanting: Goed beplant aquarium.
Bodembedekking: Een bodem van zand of filterzand.
Stroming: Zwak tot matig.
Leeftijd: 5 jaar.
Lengte: Mannetje ongeveer 10 cm en het vrouwtje 6 tot 7 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.
Aquariummaat: 80 cm.
Waterlaag: Onder het midden.
Karakter: Vreedzaam.
Aantal: Per paartje.
Geschikt voor: Beginners.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja, mits er geen kleine vissen bij zitten.
Tijd voor uitkomen eitjes: Na 2 of 3 dagen.
Bijzonderheden: Kersenbuikjes scharrelen graag over de bodem op zoek naar voedsel, waardoor een zandbodem sterk wordt aanbevolen. Dit sluit aan bij hun natuurlijke gedrag, aangezien ze – net als veel andere Cichlide-soorten – regelmatig hun kieuwen spoelen met zand. Daarnaast geven ze de voorkeur aan een lichte stroming en gedempte verlichting in hun omgeving. Er is tegenwoordig ook een albino- en een gouden variant van de Kersenbuik.
Kweekinfo: Het kweken van Kersenbuikjes is makkelijk.
Ze kunnen probleemloos worden gehouden in een goed ingericht gezelschapsaquarium, mits er genoeg ruimte en schuilplaatsen aanwezig zijn. Een alternatief is het gebruik van een aparte kweekbak, wat doorgaans betere omstandigheden biedt en meer controle geeft tijdens het kweekproces.
Het vrouwtje beslist wanneer de paring plaatsvindt. Zodra ze er klaar voor is, laat ze haar flank aan het mannetje zien en maakt ze kleine trillende bewegingen. Haar buik kleurt daarbij felrood, een duidelijk signaal dat het moment is aangebroken. De eitjes worden afgezet in een hol, wat betekent dat er een geschikt onderkomen beschikbaar moet zijn, zoals een bloempot, een halve kokosnoot of een vergelijkbaar object. Een bodem van zand of fijn grind is sterk aan te bevelen, omdat beide ouders het hol zullen uitgraven en vergroten als het te klein blijkt te zijn.
Na het afzetten van de eitjes zorgt het vrouwtje zorgvuldig en toegewijd voor de eieren, terwijl het mannetje onvermoeibaar het territorium in de gaten houdt en verdedigt. Dit territorium heeft doorgaans een doorsnede van ongeveer 60 centimeter en vormt een belangrijke veilige zone. Als het koppel in een gezelschapsaquarium wordt gehouden, is het van groot belang dat er voldoende ruimte beschikbaar blijft voor de andere bewoners in het aquarium. Binnen dit territorium worden namelijk absoluut geen andere vissen geduld of getolereerd, wat kan leiden tot spanningen in een te kleine omgeving.
Als de eitjes zijn uitgekomen, blijven de jongen nog enkele dagen in het hol samen met het vrouwtje om zich verder te ontwikkelen. Gedurende deze periode worden ze nauwgezet door het vrouwtje verzorgd en beschermd tegen mogelijke gevaren. Na ongeveer 3 dagen hebben de jongen hun oogjes gekregen, wat betekent dat ze beter kunnen waarnemen. Op dat moment maken de ouders, in een instinctieve samenwerking, iets verderop in het aquarium een kuiltje in de bodem waar de jongen vervolgens naartoe worden gebracht. Dit kuiltje biedt niet alleen een veilige plek, maar ook een gecontroleerde omgeving waar ze verder kunnen groeien. Voor de nacht worden alle jongen zorgvuldig weer teruggebracht naar het hol door de ouders, zodat ze veilig zijn terwijl ze rusten. De volgende dag worden de jongen opnieuw door de ouders naar een nieuw kuiltje in het aquarium gebracht, waar de cyclus zich herhaalt. Na ongeveer 7 tot 10 dagen zijn de jongen groot genoeg geworden om zelfstandig op zoek te gaan naar voedsel in hun omgeving. Op dat moment kan men beginnen met het voeren van Artemia-naupliën, die een uitstekende voedingsbron vormen. In een gezelschapsaquarium zal doorgaans echter voldoende natuurlijk voedsel op de bodem aanwezig zijn, omdat het echte alleseters zijn die zich aanpassen aan wat er beschikbaar is.
Hoe nuttig vond u dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 18-02-2025)