Laatst bijgewerkt: 23 februari 2025
IUCN-status: Niet bedreigd (2020)
Nederlandse naam: Ringbandsnoekje.
Wetenschappelijke naam: Epiplatys annulatus.
Synoniemen: Haplochilus annulatus, Aplocheilus annulatus, Panchax annulatus, Pseudepiplatys annulatus.
Oorsprong: Afrika (Liberia, Guinee en Sierra Leone).
Biotoop: Afrikaans.
Geslachtsonderscheid: De mannetjes hebben verlengde buik- rug- en aarsvinnen.
Temperatuur: 23 - 26 graden Celsius.
pH: 6 tot 6,5.
GH: 3 tot 6.
Licht: Matig.
Beplanting: Dichte beplanting maar zorg wel dat er voldoende zwemruimte over blijft. Drijfplanten worden ook op prijs gesteld en dan kan de verlichting wat sterker.
Bodembedekking: Zand of grind.
Stroming: Zwak.
Leeftijd: 5 jaar.
Lengte: 3 tot 4 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, klein levend voer, groenvoer.
Aquariummaat: 80 cm.
Waterlaag: Boven.
Karakter: Redelijk vreedzaam.
Aantal: Schooltje van minimaal 6 stuks of een harem van 1 mannetje met meerdere vrouwtjes.
Geschikt voor: Ervaren aquariaan.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Mogelijk, mits samen gehouden met rustige kleine soorten. Men kan ze beter niet gaan samen houden met andere oppervlakte bewoners want dat gaat vaak niet goed.
Tijd voor uitkomen eitjes: Na 14 tot 15 dagen.
Bijzonderheden: Deze visjes houden wel van zacht water anders leven ze niet erg lang. Een GH van 3 tot 6, een KH van 2 tot 4 en een pH van rond de 6 of 6,5 is de beste waterkwaliteit om ze in te houden.
Kweekinfo: Het kweken met het Ringbandsnoekje is niet al te moeilijk.
Vaak zorgen deze visjes al snel voor eitjes in het aquarium waarin ze normaal rondzwemmen, waardoor een aparte kweekbak meestal niet echt noodzakelijk is. Echter, als men zoveel mogelijk jongen wil overhouden en de kans op overleving wil vergroten, is het toch beter om ze in een speciale kweekbak te plaatsen.
Het beste is om er dan 1 mannetje en 2 vrouwtjes in de kweekbak te zetten. De eitjes worden vanzelf afgezet, vaak tussen de wortels van drijfplanten. Zorg er daarom voor dat er voldoende drijfplanten aanwezig zijn, want deze visjes houden niet van teveel direct licht. Meestal, na een week of soms een paar weken, ziet men de jonge visjes vanzelf verschijnen. Vergeet niet de ouders er op tijd uit te halen, anders is er een grote kans dat ze de jongen zullen opeten. Als men de ouders echter regelmatig klein levend voer geeft, laten ze de jongen meestal wel met rust. Toch, om er zeker van te zijn dat je zoveel mogelijk jongen overhoudt, is het verstandiger om de ouders alsnog te verwijderen.
De jongen kunnen in eerste instantie gevoerd worden met infusoria of zeer fijn stofvoer; later is het mogelijk om ze Artemia-naupliën te geven voor verdere groei en ontwikkeling.
Hoe nuttig vond u dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 23-02-2025)