Laatst bijgewerkt: 23 februari 2025
IUCN-status: Onzeker (2010)
Nederlandse naam: Chinese danio.
Wetenschappelijke naam: Tanichthys albonubes.
Synoniemen: Aphyocypris pooni.
Oorsprong: China en Japan.
Biotoop: Chinese.
Geslachtsonderscheid: Het vrouwtje heeft een bol buikje en een, naar verhouding, klein kopje. De mannetjes hebben een wat grotere aars- en rugvin vanwege de wat grotere inplant. De kleuren van het mannetje zijn wat valer dan bij het vrouwtje.
Temperatuur: 12 - 28 graden Celsius. Het beste is om een temperatuur van onder de 22 graden aan te houden. Hogere temperaturen verdragen ze wel voor kortere tijd maar niet voor altijd.
pH: 7 tot 7,5.
GH: 8 tot 12.
Licht: Normaal.
Beplanting: Normale tot dichte beplanting maar er moet ook veel zwemruimte over blijven want ze zwemmen graag afstanden.
Bodembedekking: Zand of grind. Wat bladafval (gedroogde eiken of beuken bladeren) en takken op de bodem worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Matig tot sterk.
Leeftijd: 3 jaar.
Lengte: 4 tot 5 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, plantaardig voer en levend voer.
Aquariummaat: 60 cm.
Waterlaag: Boven het midden.
Karakter: Zeer vreedzaam.
Aantal: Schooltje van minimaal 6 vissen.
Geschikt voor: Beginners.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Tijd voor uitkomen eitjes: Na 36 tot 72 uur.
Bijzonderheden: Er zijn meerdere kweekvariëteiten wat betreft kleur en vinvormen.
Kweekinfo: Het kweken met de Chinese danio is vrij eenvoudig.
Men heeft slechts een niet al te grote kweekbak nodig, waarbij een formaat van 40 x 20 x 20 volledig toereikend is. Een eenvoudige beplanting of decoratie is hierbij overbodig, aangezien de focus ligt op het kweken. Op de bodem kan men een legrooster plaatsen, of men kan ervoor kiezen om drie lagen knikkers in de bak te leggen. Deze zorgen ervoor dat de eitjes tussen de kieren vallen, zodat de ouders hier niet bij kunnen komen en de eitjes veilig blijven. Voor optimale resultaten is een temperatuur van ongeveer 23 graden Celsius ideaal. Het is verstandig om een kweekgroep samen te stellen, bestaande uit 2 tot 3 vrouwtjes en een groepje van 6 tot 8 mannetjes. Echter, een kleinere groep, bijvoorbeeld van 1 vrouwtje en 2 mannetjes, kan ook prima functioneren. Belangrijk hierbij is dat men ervoor zorgt dat de vissen vooraf goed doorvoed zijn en dat ze regelmatig eiwitrijk voedsel krijgen, zodat ze in optimale conditie verkeren voor de kweek.
Wanneer de eitjes eenmaal zijn afgezet, is het essentieel om de volwassen vissen zo snel mogelijk uit de kweekbak te verwijderen. Na ongeveer 36 tot 72 uur zullen de jongen verschijnen en uit de eitjes komen. Meestal gaan ze al binnen een dag vrij rondzwemmen en kan men ze het beste in eerste instantie met vloeibaar voedsel voeren. Dit geeft de jongen een goede start. Enkele dagen later kan men overstappen naar fijngemalen stofvoer en Artemia-naupliën, wat hen verder helpt bij hun groei en ontwikkeling.
Om vervuiling van het water te voorkomen, is het belangrijk om regelmatig een deel van het water te verversen. Dit kan bijvoorbeeld door dagelijks een klein beetje water te vervangen. Wees daarbij wel zeer voorzichtig om te voorkomen dat de jonge visjes worden opgezogen. Het gebruik van een uiterst fijn zeefje wordt sterk aangeraden. Laat het water door dit zeefje stromen; indien er per ongeluk een jong visje in de slang terechtkomt, wordt dit visje in het zeefje opgevangen. Op deze manier kan men het jong veilig weer terugplaatsen in de kweekbak, zodat het geen gevaar loopt en verder kan groeien in een schone omgeving.
Hoe nuttig vond u dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 23-02-2025)