Laatst bijgewerkt: 27 februari 2025

© Foto: Amber de Jonge

IUCN-status: Bedreigd (2019)

Nederlandse naam: Roodoogzalm.

Wetenschappelijke naam: Arnoldichthys spilopterus.

Synoniemen: Petersius spilopterus.

Oorsprong: West-Afrika (het gebied van de Nigerdelta tot in Lagos).

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: Volwassen vrouwtjes zijn wat voller gebouwd dan de mannetjes.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 5 tot 19.

Licht: Matig.

Beplanting: Dichte randbeplanting en wat drijfplanten.

Bodembedekking:  Ze hebben bij voorkeur een donkere zand- of grindbodem. Wat bladafval (gedroogde eiken of beuken bladeren) op de bodem en (kien)hout of takken en stenen worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Matig.

Leeftijd: 7 jaar.

Lengte: 5 tot 10 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, plantaardig voer en levend voer.

Aquariummaat: 100 cm.

Waterlaag: Midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Schooltje van minstens 6 á 8 vissen.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: 30 tot 35 uur.

Bijzonderheden:

Kweekinfo: Het kweken met de Roodoogzalm is niet eenvoudig.

Het grootste probleem is de paarvorming van de vissen. Dit komt doordat het vaak lastig is om een natuurlijk paar te vormen in een gecontroleerde omgeving. Daarom kan men het beste een groep apart in een kweekbak plaatsen, zodat ze in alle rust en zonder verstoring kunnen wennen aan hun nieuwe omgeving. Zorg er goed voor dat het uitsluitend volwassen vissen zijn, want met jonge (bijna volwassen) vissen zal een kweek vrijwel nooit gaan lukken door hun onvolwassen gesteldheid. De volwassen vissen moeten bovendien rijkelijk en gevarieerd worden gevoerd met insecten zoals fruitvliegjes, huisvliegen en langpootmuggen. Zonder deze voedzame insecten zal het kuit bij het vrouwtje zich namelijk nooit goed ontwikkelen, wat de kweek onmogelijk maakt. Als men denkt dat er zich een paartje heeft gevormd, kan men beter de andere vissen verwijderen en het gevormde paartje alleen in de kweekbak houden, zodat ze zich optimaal kunnen concentreren op het voortplantingsproces. De kweekbak moet op een rustige plaats staan, weg van plotselinge bewegingen of geluiden, en het is sterk aan te raden om te zorgen voor diffuus licht. Daarnaast moet het water in de kweekbak iets zachter zijn dan normaal het geval is, omdat de omstandigheden zo beter aansluiten bij de natuurlijke leefomgeving van de vissen.

Als alles goed verloopt, worden er uiteindelijk zo’n 1000 eitjes afgezet door het vrouwtje. Het is belangrijk om na de ei-afzetting de ouders direct te verwijderen, aangezien zij anders een risico vormen voor de eitjes. De jongen komen na ongeveer 30 tot 35 uur tevoorschijn, afhankelijk van de temperatuur en andere omgevingsfactoren. Zodra ze vrij rond beginnen te zwemmen, kan men ze beginnen te voeren met fijn stofvoer, wat makkelijk te verteren is voor hun kleine lichamen. Na twee weken kan men daar extra voeding aan toevoegen, zoals Artemia-naupliën, om hun groei verder te stimuleren. De jongen groeien doorgaans vrij snel en na een week of twee hebben ze al een behoorlijke lengte bereikt, vaak rond de 4,5 centimeter groot. Met de juiste zorg en omstandigheden kan het opkweken van de jongen een succesvolle en lonende ervaring zijn.


Hoe nuttig vond u dit artikel?

Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.

(Plaatsing star-rating 27-02-2025)

Rating: 0 sterren
0 stemmen