IUCN-status: Niet bedreigd (2010)
Nederlandse naam: Paradijsvis.
Wetenschappelijke naam: Macropodus opercularis.
Synoniemen: Labrus opercularis, Chaetodon chinensis, Macropodus chinensis, Macropodus viridiauratus, Macropodus venustus, Macropodus ctenopsoides, Macropodus filamentosus.
Oorsprong: Oost-India, Maleisië en Java.
Biotoop: Aziatisch.
Geslachtsonderscheid: De man is groter, kleurrijker en heeft langgerekte vinnen. De kleur kan overigens erg verschillen afhankelijk van zijn stemming. De paradijsvis is een van de weinige vissen die van kleur kan wisselen.
Temperatuur: 18 - 24 graden Celsius.
pH: 6,5 tot 7,5.
GH: 5 tot 10.
Licht: Matig.
Beplanting: Dichte beplanting en wat drijfplanten.
Bodembedekking: Zand of grind. Wat bladafval (gedroogde eiken of beuken bladeren) op de bodem en (kien)hout of takken worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Zwak.
Leeftijd: 5 jaar.
Lengte: 5 tot 10 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.
Aquariummaat: 100 cm.
Waterlaag: Boven het midden.
Karakter: Vreedzaam, echter geen 2 mannetjes bij elkaar houden, dat wordt vechten net als bij de Betta Splendens.
Aantal: Paartje.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja, mits goed beplant.
Tijd voor uitkomen eitjes: Binnen 48 uur.
Bijzonderheden: Als de vissen wat ouder worden willen ze nog wel eens vervelend gaan doen tegenover andere medebewoners.
Kweekinfo: Het kweken met de Paradijsvis is redelijk makkelijk.
Men heeft een ruime kweekbak nodig van minimaal 60 liter, de kweekbak kan gewoon helemaal gevuld worden met water, dus een lage waterstand is niet nodig. Zorg voor veel schuilmogelijkheden in de kweekbak waar het vrouwtje zich terug kan trekken als het mannetje te agressief wordt. De watersamenstelling komt niet heel precies, het dient niet te hard te zijn en een pH van rond de 7 is prima. Wel belangrijk is de temperatuur, deze mag niet te hoog zijn, 23 graden Celsius is prima. Als het water warmer is wordt het mannetje agressiever tegenover het vrouwtje, en dat willen we natuurlijk niet.
Het mannetje zal een schuimnest gaan bouwen, als ze gaan paren gaan ze onder het nest hangen en draaien in elkaar als ze de eitjes gaan afzetten. Zowel het mannetje als het vrouwtje spugen de eitjes in het schuimnest. Het mannetje zal daarna het nest goed bewaken, het vrouwtje zal de omgeving van het nest bewaken. Als de kweekbak te klein is zal het vrouwtje te dicht in de buurt van het nest komen en verjaagd worden, men kan dus dan beter het vrouwtje verwijderen voor haar eigen veiligheid. Het mannetje moet worden verwijderd als de jongen twee tot drie dagen oud zijn. Men kan ze opkweken met Cyclops en Artemia-naupliën.