Laatst bijgewerkt: 24 februari 2025

© Foto: Tropische vissengids

IUCN-status: Onzeker (2011)

Nederlandse naam: Vierde danio.

Wetenschappelijke naam: Danio nigrofasciatus.

Synoniemen: Barilius nigrofasciatus, Brachydanio nigrofasciatus, Danio analipunctatus.

Oorsprong: Birma.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is slanker gebouwd en het vrouwtje heeft een vollere buik.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 2 tot 12.

Licht: Normaal.

Beplanting: Normale tot dichte beplanting maar er moet ook veel zwemruimte over blijven.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat stenen op de bodem worden zeker op prijs gesteld.

Stroming: Matig tot sterk.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: 4 cm.

Voedsel: Droogvoer en diepvriesvoer.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Boven het midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Schooltje van minimaal 10 vissen.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na 2 tot 3 dagen.

Bijzonderheden:

Kweekinfo: Het kweken met de Vierde danio is vrij eenvoudig.

Men heeft een kweekbak nodig van ongeveer 20 tot 40 liter om een succesvolle kweekomgeving te creëren. Beplanting en decoratie zijn niet noodzakelijk en op de bodem kan men een legrooster aanbrengen. Een alternatief hiervoor is het plaatsen van drie lagen knikkers, waardoor de eitjes tussen de knikkers vallen en de ouders er niet bij kunnen komen. Dit voorkomt dat de eitjes worden opgegeten. Het water moet licht zuur tot neutraal zijn om de ideale omstandigheden te bieden. Begin met het vullen van de kweekbak tot de helft met water om een goede basis te maken. Het beste is om een kweekgroepje samen te stellen dat bestaat uit 2 tot 3 vrouwtjes en 6 tot 8 mannetjes, hoewel een combinatie van 1 vrouwtje en 2 mannetjes ook vaak prima werkt. Zorg er in elk geval voor dat de vissen vooraf goed doorvoed zijn. Dit betekent dat zij eiwitrijk voedsel zoals witte wormen en tubifex moeten krijgen om in optimale conditie te raken. Zodra de vissen gewend zijn aan de kweekbak, voeg dan rustig koud water toe. Neem hier de tijd voor en doe dit geleidelijk, gedurende enkele uren, totdat de kweekbak volledig gevuld is met water. Deze handeling simuleert de omstandigheden van een regenbui tijdens de moessonperiode en stimuleert de vissen om zich voort te planten en te paren.

Als de eitjes eenmaal zijn afgezet, moeten de vissen uit de kweekbak worden verwijderd om de eitjes te beschermen. Na ongeveer 2 tot 3 dagen zullen de jongen uitkomen, afhankelijk van de temperatuur en de omstandigheden in het water. Meestal zwemmen ze op de dag daarna al zelfstandig rond en kunnen ze in eerste instantie het beste worden gevoed met vloeibaar voedsel, dat gemakkelijk door hen kan worden opgenomen. Na enkele dagen kunnen deze jonge visjes worden overgeschakeld op fijn stofvoer en Artemia-naupliën, wat uitstekende voedingsstoffen biedt voor hun verdere groei en ontwikkeling.

Ververs regelmatig een gedeelte van het water, bijvoorbeeld iedere dag een klein beetje, om vervuiling van het water door het voedsel effectief tegen te gaan. Dit is belangrijk om een gezonde omgeving voor de jongen te behouden. Let hierbij echter goed op dat je niet per ongeluk de jonge visjes mee opzuigt met het water. Om dit te voorkomen, kan men bij voorkeur gebruik maken van een uiterst fijn zeefje. Laat het water door het zeefje stromen, zodat eventuele visjes die per ongeluk worden opgezogen, veilig worden opgevangen. Mocht dit gebeuren, dan kun je de jonge visjes eenvoudig terugplaatsen in de kweekbak zonder dat ze schade oplopen, wat bijdraagt aan hun welzijn en overlevingskansen.


Hoe nuttig vond u dit artikel?

Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.

(Plaatsing star-rating 24-02-2025)

Rating: 0 sterren
0 stemmen