© Foto's boven: Carolien Nemec

© Foto: Arjen de Kok

© Foto: Gitty Markies - Korevaar

© Foto: Sander Keuzenkamp

IUCN-status: Kwetsbaar (2010)

Nederlandse naam: Tijger Gastromyson.

Wetenschappelijke naam: Sewellia lineolata.

Synoniemen: Balitora lineolata.

Oorsprong: Kampuchea, Vietnam, China en de Mekong-delta.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: Bij volwassen exemplaren zijn de mannetjes donkerder gekleurd dan de vrouwtjes. Volwassen mannetjes hebben een rondere vorm van kop, bij de vrouwtjes is de kop iets ovaler van vorm.

Temperatuur: 21 - 24 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 5 tot 10.

Licht: Veel.

Beplanting: Normale beplanting mag maar hoeft niet vanwege het feit dat in hun natuurlijke habitat weinig planten aanwezig zijn door de zeer sterke stroming.

Bodembedekking: Grind, rotsen en gladde stenen.

Stroming: Sterk tot zeer sterk.

Leeftijd: 10 jaar.

Lengte: 6,5 cm.

Voedsel: Algen, droogvoer, diepvriesvoer, groenvoer en levend voer.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Midden en onder.

Gedrag tegenover soortgenoten: Tegenover soortgenoten vertonen ze territoriumgedrag. Er zullen echter nooit gewonden vallen.

Gedrag tegenover andere soorten: Zeer vreedzaam.

Aantal: Klein groepje of paartje.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Tijd voor uitkomen eitjes: 

Bijzonderheden: Deze vissen houden van een sterke stroming en van veel alg, want dat is hun hoofdvoedsel.

Kweekinfo: Het kweken met dit visje is moeilijk maar wel mogelijk.

 

Een wekelijkse waterverversing van 1/3 van het water stellen ze zeker op prijs en bij een goede verzorging en goede leefomstandigheden kan zeker paringsgedrag waargenomen worden. Het mannetje, dat normaal territoriaal gedrag vertoont, wordt plots een stuk verdraagzamer en begint het vrouwtje zacht in de zij te porren. Als het vrouwtje paringsbereid is nemen ze elkaar bij de borstvinnen en zweven naar de oppervlakte, waarbij een of meerdere eitjes worden rondgestrooid. Wanneer je de visjes nu in een kweekbakje hebt zitten zorg je er voor dat er een stukje kunstgras op de bodem ligt. Hierin zullen de neerdwarrelende eitjes belanden. Dit stukje gras kan je dan uitspoelen in een ander kweekbakje. Op die manier kan je dagelijks tussen de 5 a 10 eitjes verzamelen.

 

Eitjes en pas uitgekomen jongen zijn erg klein. Het voedsel moet dan ook microscopisch klein zijn: infusie, maar ook superfijn gemixt voer dat je aan de ouders geeft voldoet hier. Na 1 week zijn de jongen ongeveer 3 mm groot en na 1 maand zijn ze al 1 cm. Het dagelijks afzetten van een paar eitjes is een goede aanpassing aan het natuurlijk milieu van deze visjes. Bij te dikke vrouwtjes wordt de stroomlijn zodanig verstoord dat ze zich niet zouden kunnen handhaven in het snel stromende water.