IUCN-status: Niet bedreigd (2020)
Nederlandse naam: Tiburon limia.
Wetenschappelijke naam: Limia tridens.
Synoniemen: Poecilia tridens.
Oorsprong: Midden-Amerika en Mexico.
Biotoop: Midden-Amerikaans.
Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een tot gonopodium (geslachtsorgaan) omgevormde vin onderaan de buik en zijn kleiner dan de vrouwtjes.
Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.
pH: 7,5 tot 8,5.
GH: 16 tot 20.
Licht: Normaal.
Beplanting: Dichte beplanting met wat drijfplanten maar zorg ook voor open zwemruimte.
Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.
Stroming: Matig.
Leeftijd: 5 jaar.
Lengte: Mannetje 3 cm en vrouwtje 4,5 cm.
Voedsel: Droogvoer, algjes en diepvriesvoer.
Aquariummaat: 80 cm.
Waterlaag: Boven het midden.
Karakter: Zeer vreedzaam.
Aantal: Als paartje of als een groepje van 5 of meer.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Draagtijd: 28 dagen.
Bijzonderheden: Om deze visjes in goede gezondheid te houden mogen algjes als voedsel ook niet ontbreken.
Kweekinfo: Het kweken met de Tiburon limia is redelijk makkelijk en ze stellen aan het water verder geen eisen.
Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar gelijk levende jongen krijgen, zogenaamde eierlevendbarende vissen. Na de geboorte kunnen de jongen gelijk voor zichzelf zorgen. De draagtijd is 28 dagen. Er kunnen 15 tot 50 jongen geboren worden die ongeveer 6 mm groot zijn.
Geen van beide ouders zal voor de jongen zorgen en ze zien hun eigen jongen als een lekker hapje. Wil men dus graag zoveel mogelijk jongen overhouden dan kan men het zwangere vrouwtje beter apart in een kweekbakje zetten en na de bevalling verwijderen.
Het bijzondere aan dit visje is dat het vrouwtje maar 3 tot 4 keer in haar leven jongen zal krijgen, vaak met een tussentijd van 28 dagen. Daarna zal het vrouwtje geen jongen meer produceren.
Men kan ook rustig de natuur zijn gang laten gaan, zorg dan dat er voldoende planten en drijfplanten zijn waar de jongen zich tussen kunnen verstoppen. De sterksten blijven dan over en zullen uitgroeien tot volwassenen. De jongen kan men grootbrengen met stofvoer of fijngewreven droogvoer.