IUCN-status: Niet bedreigd (2010)
Nederlandse naam: Diklipgoerami.
Wetenschappelijke naam: Trichogaster labiosa.
Synoniemen: Trichogaster labiosus, Colisa labiosa, Colisa labiosus.
Oorsprong: Azië (Birma en India).
Biotoop: Aziatisch.
Geslachtsonderscheid: Het mannetje is iets kleurrijker dan het vrouwtje. Bovendien loopt de rugvin van het mannetje uit in een punt en bij het vrouwtje is deze rond. Ook heeft het vrouwtje een wat rondere buik.
Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.
pH: 6,5 tot 7,5.
GH: 5 tot 8.
Licht: Matig.
Beplanting: Dichte randbeplanting en wat drijfplanten.
Bodembedekking: Zand of grind en bij voorkeur in een donkere kleur. Stukken (kien)hout, rotsen en/of takken worden zeker op prijs gesteld.
Stroming: Zwak.
Leeftijd: 7 jaar.
Lengte: 5 tot 10 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.
Aquariummaat: 100 cm.
Waterlaag: Boven het midden.
Karakter: Zeer vreedzaam.
Aantal: 1 mannetje met meerdere vrouwtjes.
Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.
Tijd voor uitkomen eitjes: Na ongeveer 24 uur.
Bijzonderheden: Er zijn inmiddels meerdere kleurvariëteiten zoals oranje en rood.
Kweekinfo: De kweek van de Diklipgoerami is redelijk eenvoudig.
Voor een succesvolle kweek neemt men een ruime kweekbak. De kweekbak dient met een laag water van ongeveer 12 á 15 centimeter te worden gevuld en er mag geen stroming zijn. Voorzie de kweekbak van een aantal drijfplanten of door planten waarvan de bladeren op het wateroppervlak drijven. Deze planten helpen om het schuimnest op zijn plaats te houden. Nadat het koppel in de kweekbak is geplaatst verhoogd men langzaam de temperatuur tot 28 graden Celsius.
Het mannetje zal een groot en slordig schuimnest bouwen. Na de balts gaan de goerami's over tot de ei afzetting. Een nest zal rond de 600 eitjes bevatten. Na het afzetten van de eitjes moet het vrouwtje worden verwijderd anders zal het mannetje haar constant verjagen of zelfs doden.
Het mannetje zal voor het nest zorgen en het bewaken. Eitjes die naar beneden zinken zullen door het mannetje in de bek worden opgepakt en terug worden gespuwd in het nest. Dat is tevens de reden dat er maar 12 á 15 cm water in de kweekbak moet zitten. Zo hoeft het mannetje niet te veel afstand af te leggen om de gezonken eitjes weer terug naar het nest te brengen.
De jongen komen na ongeveer 24 uur tevoorschijn. Als de jongen gaan zwemmen kunnen ze worden gevoerd met Artemia-naupliën en stofvoer, het mannetje dient dan ook te worden verwijderd.