© Foto: Tropische vissengids

IUCN-status: Onzeker (2011)

Nederlandse naam: Vierde danio.

Wetenschappelijke naam: Danio nigrofasciatus.

Synoniemen: Barilius nigrofasciatus, Brachydanio nigrofasciatus, Danio analipunctatus.

Oorsprong: Birma.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is slanker gebouwd en het vrouwtje heeft een vollere buik.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 2 tot 12.

Licht: Normaal.

Beplanting: Normale tot dichte beplanting maar er moet ook veel zwemruimte over blijven.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat stenen op de bodem worden zeker op prijs gesteld.

Stroming: Matig tot sterk.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: 4 cm.

Voedsel: Droogvoer en diepvriesvoer.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Boven het midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Schooltje van minimaal 10 vissen.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na 2 tot 3 dagen.

Bijzonderheden:

Kweekinfo: Het kweken met de Vierde danio is vrij eenvoudig.

 

Men heeft een kweekbak nodig van ongeveer 20 tot 40 liter. Beplanting e.d. is overbodig en op de bodem kan men een legrooster aanbrengen of men kan er drie lagen knikkers in doen waar de eitjes dan tussen vallen zodat de ouders er niet bij kunnen komen. Het water moet licht zuur tot neutraal zijn. Vul eerst de kweekbak voor de helft met water. Het beste kan men een kweekgroepje samenstellen bestaande uit 2 tot 3 vrouwtjes en 6 tot 8 mannetjes, maar ook 1 vrouwtjes en 2 mannetjes gaat prima. Zorg er eerst voor dat de vissen goed doorvoed zijn en dus veel eiwit rijk voedsel krijgen toegediend zoals witte wormen en tubifex. Zijn de vissen eenmaal gewend voeg dan koud water toe, doe daar rustig een paar uur over, totdat de kweekbak vol met water is. Dit simuleert een regenbui tijdens de moesson en spoort de vissen aan om te paren.

 

Als de eitjes zijn afgezet moeten de vissen worden verwijderd en na ongeveer 2 tot 3 dagen komen de jongen tevoorschijn. Meestal zwemmen ze de dag erna al rond en kunnen ze eerst het best met vloeibaar voedsel worden gevoed. Een paar dagen later kan men ze stofvoer en Artemia-naupliën geven.

 

Ververs regelmatig een gedeelte van het water (bv iedere dag een beetje) om vervuiling van het water tegen te gaan door het voedsel. Pas dan wel goed op dat je niet de jongen ook opzuigt. Gebruik bij voorkeur een heel fijn zeefje waar men het water door laat stromen, komt er dan een jong visje uit de slang dan wordt die opgevangen in het zeefje en kun je die weer terug de kweekbak in doen.