© Foto: Eric Cruypelinck

IUCN-status: Niet geëvalueerd

Nederlandse naam: Pseudotropheus sp. acei "yellow tail".

Wetenschappelijke naam: Pseudotropheus sp. acei "yellow tail".

Synoniemen: 

Oorsprong: Malawi en Tanzania (Malawi Meer).

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: Erg moeilijk te zien, de mannetjes worden echter iets groter en in het juiste licht komen hun kleuren wat beter uit.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 7,5 tot 8,5.

GH: 12 tot 16.

Licht: Normaal.

Beplanting: Niet noodzakelijk maar het kan wel, gebruik dan wel sterke soorten en veranker deze goed.

Bodembedekking: Bij voorkeur een fijne zandbodem. Verder de randen van de bak inrichten met (kien)hout, stenen en grotten zodat in het midden nog veel zwemruimte overblijft.

Stroming: Normaal tot hard.

Leeftijd:

Lengte: 13 tot 15 cm (in het aquarium kunnen ze 18 cm worden).

Voedsel: Vooral algen, groenvoer, spirulinavlokken, diepvriesvoer en klein levend voer. Voer echter nooit runderhart of rood vlees want dat verstoort hun spijsvertering. Ook rode muggenlarven en tubifex niet voeren, dat veroorzaakt "Malawi Bloat".

Aquariummaat: 150 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Mannetjes onderling mild agressief.

Aantal: 1 mannetje met 2 of 3 vrouwtjes of een meervoud hiervan. Ze leven graag in groepen, echter moet daarvoor het aquarium natuurlijk wel groot genoeg zijn.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.

Tijd voor uitspugen eitjes: 3 tot 4 weken.

Bijzonderheden: Deze soort is nog (steeds) niet officieel beschreven voor de wetenschap ondanks dat hij al vele jaren bekend is.

Kweekinfo: Het kweken met deze soort is vrij makkelijk.

 

Het mannetje maakt een kuiltje in het zand en lokt het vrouwtje daar naartoe om te paren. Tijdens de paring draaien de vissen om elkaar heen, het vrouwtje legt tijdens de draai een paar eitjes en in de draai neemt ze de eitjes in haar bek waar ze door het mannetje bevrucht worden. Dit blijft zo doorgaan totdat alle eitjes zijn gelegd, dat kunnen er wel 60 stuks zijn.

 

De uitgebroede jongen worden na ongeveer drie tot vier weken uitgespuugd en niet meer in de muil toegelaten. Ook niet als er gevaar dreigt. Ze zullen vanaf dan voor zichzelf moeten zorgen. Haal nu wel de ouders eruit want de jongen zijn nu niet meer veilig met hun nog in de buurt.


De jongen kunnen direct gevoerd worden met stofvoer, fijn gewreven vlokvoer en artemia.