© Foto: Bas Harmsen

IUCN-status: Niet bedreigd (2020)

Nederlandse naam: Schaakbordcichlide.

Wetenschappelijke naam: Dicrossus filamentosus.

Synoniemen: Crenicara filamentosa, Dicrossus filamentosa.

Oorsprong: Colombia en Venezuela.

Biotoop: Zuid-Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Volwassen mannetjes zijn iets groter, zijn intenser van kleur en hebben een verlengde staart. Volwassen vrouwtjes hebben een ronde staart.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 5 tot 8.

Licht: Zwak.

Beplanting: Houden van een dichte beplanting.

Bodembedekking: Fijn zand.

Stroming: Zwak tot matig.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: 7 cm.

Voedsel: Diepvriesvoer en levend voer.

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Vreedzaam behalve mannetjes onderling.

Aantal: Per paartje of 1 mannetje met 2 vrouwtjes.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na ongeveer 3 dagen.

Bijzonderheden: Deze soort kan men het beste niet in een speciaalaquarium houden want dan worden ze erg schuw. Als men een schooltje zalmpjes of een groepje levendbarenden toe voegt gaat de schuwheid weer weg.

Kweekinfo: Het kweken met de Schaakbordcichlide is vrij makkelijk.

 

De eitjes worden afgezet op plantenbladeren of een gladde steen, deze moeten dus aanwezig zijn. Voor de kweek moet men de temperatuur met ongeveer 2 graden Celsius verhogen en de DH mag niet boven de 6 tot 8 komen daar anders de eitjes gaan beschimmelen.

 

Na de paring zal het vrouwtje voor het nest zorgen en alles en iedereen wegjagen, dus ook het mannetje zal verjaagd worden. Meestal bestaat het legsel uit zo'n 120 eitjes die 3 dagen na de ei afzetting uitkomen. Nog eens 4 dagen later beginnen de jongen aan hun eerste zwemoefeningen en gaan ze op zoek naar voedsel. Het vrouwtje leidt de jongen nog enkele weken rond op zoek naar voedsel. Infusie en raderdiertjes kunnen als eerste voer dienen, waarna al vrij snel op pas uitgekomen pekelkreeftjes overgeschakeld kan worden.

 

Bij jonge kweekstellen gebeurt het nogal eens dat ze zelf de eitjes weer opeten, ze moeten het eerst nog leren er mee om te gaan.