© Foto: Johan Scheenstra

© Foto: Daniëlle van der Gracht

© Foto: Dré de Koning

© Foto: Piet Vermaning

© Foto Gouden variant: Erik Wijsbeek

© Foto Albino: Stan De Jong

IUCN-status: Niet bedreigd (2019)

Nederlandse naam: Kersenbuik cichlide.

Wetenschappelijke naam: Pelvicachromis pulcher.

Synoniemen: Pelmatochromis pulcher, Pelmatochromis aurocephalus, Pelmatochromis camerunensis, Pelvicachromis sacrimontis, Pelvicachromis sacramontis, Pelmatochromis kribensis, Pelmatochromis pulcher kribensis, Pelmatochromis subocellatus kribensis.

Oorsprong: Zuid-Nigeria en langs de kust van Kameroen.

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje heeft puntige rug- en anaalvinnen. Het vrouwtje heeft een dikkere buik en ontwikkelen een karakteristieke roze blos op hun flanken wanneer ze paaien. Ook is het vrouwtje wat kleiner dan het mannetje.

Temperatuur: 22 - 28 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 5 tot 19.

Licht: Matig.

Beplanting: Goed beplant aquarium.

Bodembedekking: Een bodem van zand of filterzand.

Stroming: Zwak tot matig.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: Mannetje ongeveer 10 cm en het vrouwtje 6 tot 7 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: Per paartje.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja, mits er geen kleine vissen bij zitten.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na 2 of 3 dagen.

Bijzonderheden: Kersenbuikjes scharrelen graag op de bodem rond op zoek naar voedsel. Een zandbodem is daarom sterk aanbevolen, ook al omdat ze geregeld hun kieuwen spoelen met zand, zoals de meeste Cichlide-soorten. Verder houden ze van een lichte stroming en gedempte verlichting. Ook is er een albino en een gouden variant van de Kersenbuik.

Kweekinfo: Het kweken met Kersenbuikjes is vrij makkelijk en ze kunnen zelfs in het gezelschapaquarium blijven zitten mits deze groot genoeg is, maar men kan natuurlijk ook gebruik maken van een kweekbak.

 

Het vrouwtje bepaald wanneer er gepaard gaat worden, als ze er aan toe is laat ze haar flank aan het mannetje zien en maakt kleine trillende bewegingen. Haar buik heeft dan een helder rode kleur gekregen. De eitjes worden afgezet in een hol, dus die dient wel aanwezig te zijn in de vorm van een bloempot, een halve kokosnoot of een soortgelijk voorwerp. Een bodem van zand of fijn grind is aan te raden want als het hol te klein is gaan beide ouders het uitgraven om het groter te maken.

 

Na de ei afzetting zorgt het vrouwtje voor de eitjes en het mannetje bewaakt het territorium, wat zo'n 60 centimeter in doorsnee zal zijn. Blijft het koppel dus in de gezelschapsbak zitten dan moet het aquarium nog wel voldoende ruimte over hebben voor de andere bewoners want er worden geen andere vissen getolereerd in het territorium.

 

Als de eitjes zijn uitgekomen blijven de jongen nog een paar dagen in het hol samen met het vrouwtje. Na ongeveer 3 dagen hebben de jongen oogjes gekregen en maken de ouders een stukje verderop in het aquarium een kuiltje in de bodem waar de jongen naar toe worden gebracht. Voor de nacht worden alle jongen weer terug gebracht naar het hol en de dag erna worden ze weer naar een nieuw kuiltje gebracht door de ouders. Na ongeveer 7 tot 10 dagen zijn de jongen groot genoeg om zelf op zoek te gaan naar voedsel. Men kan dan beginnen met het voeren van Artemia-naupliën. In een gezelschapsaquarium zal doorgaans voldoende voedsel op de bodem aanwezig zijn want het zijn echte alleseters.