Nederlandse naam: Torenslak of Puntslak.
Wetenschappelijke naam: Melanoides tuberculata.
Herkomst: Afrika, Zuidoost-Azië en inmiddels ook in Europa en Noord-Amerika.
Lengte: 4 cm, er zijn echter exemplaren bekend van wel 8 cm.
Leeftijd: Onbekend.
Tweeslachtig: Ja, en ze kunnen zich zowel seksueel als door zelfbevruchting voortplanten.
Temperatuur (min. max.): 15 -30 graden Celsius.
pH (min. max.): 7.
Aquariumeisen: Ze stellen weinig eisen aan het water, een pH van 7 of hoger is het beste voor hun ontwikkeling, maar zeer zacht en zuur water overleven ze ook wel.
Voedsel: Ze eten van alles wat maar te verteren is zoals overgebleven vissenvoer, dode vissen, plantenresten etc. De planten zelf laten ze met rust. Als er veel voedsel aanwezig is zal men een enorme bevolkingsexplosie krijgen.
Kweek: De Torenslak is een eierlevendbarende slak. De vrouwtjes kunnen op 2 manieren de eitjes met zich mee dragen. In een broedzak in de kop en afhankelijk van de grootte van de moeder kunnen zich wel 70 jongen ontwikkelen. Ook kunnen ze een broedzak aan de buitenkant van de schelp met zich meedragen. Deze is dan bekleed met zand en er ontwikkelen zich dan maar zo'n 5 jongen per broedzak.
Bijzonderheden: Het zijn nachtdieren die zich overdag in de bodem verstoppen en daardoor de bodem goed loswoelen. Bovendien zijn ze ook een goede graadmeter voor de waterkwaliteit. Als ze overdag massaal naar de oppervlakte kruipen is er iets goed mis met de waterkwaliteit en moet men dus ingrijpen.